Een narcis met grote kom, met ivoorwitte bloemblaadjes rond een trompet van abrikoosroze. De trompetkleur vervaagt tot schelproze. Basale bladeren zijn groen en riemvormig. Narcissen zijn uitstekend voor verwildering langs de rand van het hout of als onderplant in het vaste land of bodembedekker. De plantdiepte is ongeveer 3 keer de breedte van de bol. Als narcissen in goed doorlatende grond worden geplant, zijn ze vrijwel ziek en probleemloos. Als de bloei is afgelopen, laat je het gebladerte op de grond vallen en uitdrogen. Verdeel als de bloemproductie of -grootte is afgenomen.